Op 28 maart 2017 heeft de Eerste Kamer een wetsvoorstel aangenomen, waardoor mensen niet meer automatisch in de wettelijke gemeenschap van goederen trouwen. Dit heeft een grote impact op de financiële huishouding van gehuwden. De wetswijziging geldt alleen voor huwelijken die worden gesloten na de inwerkingtreding van de wet. Het moment van inwerkingtreding van de wet is nog niet bekend.
Huidige wetgeving
Wanneer personen nu met elkaar in het huwelijk treden en niet vooraf afspraken maken over hun huwelijksgoederengemeenschap, trouwen zij in de wettelijke gemeenschap van goederen. In Nederland is dit al sinds 1838 wettelijk vastgelegd.
Dat wil zeggen dat alle voorafgaande het huwelijk aanwezige bezittingen en schulden van de echtelieden en alle tijdens het huwelijk te verkrijgen bezittingen en schulden in de gemeenschap vallen en vanaf het huwelijk van hen beiden zijn. Hierop zijn wel enkele uitzonderingen.
Onder het huidige recht wordt gehuwd in gemeenschap van goederen maar niet al het vermogen is ook ‘gemeenschappelijk’.
- Een erfenis of schenking, waarbij een uitsluitingsclausule is opgenomen;
- Pensioenrechten. Alleen OP dat tijdens de huwelijkse periode is opgebouwd, moet worden verdeeld.
- Vruchtgebruik dat krachtens erfrecht is verkregen;
- Verknochte goederen en schulden. Bv. smartengeld of invaliditeitsuitkering.
- ‘Vruchten’ van niet tot de gemeenschap horende goederen.
Nieuwe wetgeving – aanleiding
Het Nederlandse systeem van automatisch trouwen in gemeenschap van goederen, is een uitzondering in internationaal opzicht. De meeste landen hanteren een ander systeem: alles wat al van één van de echtelieden was vóór het huwelijk, blijft van die persoon en dat geldt eveneens voor zijn schulden. Alleen de goederen of schulden die tijdens het huwelijk worden verkregen, vallen binnen de gemeenschap.
Bovendien past de bestaande Nederlandse wetgeving niet meer bij de tegenwoordige maatschappelijke opvattingen van wat redelijk is. Echtgenoten moeten hun hele opgebouwde vermogen verdelen na een scheiding, ook als dat vermogen grotendeels was opgebouwd voorafgaand aan het huwelijk. Aan de andere kant worden echtgenoten in de huidige wetgeving ook niet beschermd tegen eventuele schulden van degene met wie ze het huwelijk aangaan.
Een ander argument was de min of meer willekeurige behandeling van erfenissen en schenkingen. Het kan voorkomen dat de ouders van één van de echtgenoten een uitsluitingsclausule opnam in de erfenis, terwijl dat voor de ouders van de andere echtgenoot niet gold. Dan zou de erfenis van de één, bij een scheiding, wel moeten worden verdeeld, terwijl dat niet gold voor de ander.
In ongeveer 75% van de gevallen trouwen Nederlanders in gemeenschap van goederen. Veel huwelijkskandidaten denken op het moment van huwen weliswaar dat een volledige gemeenschap van goederen een goed idee is, maar uit onderzoek blijkt dat men bij een scheiding heel anders tegenaan kijkt. Van de echtgenoten wil 61% bij echtscheiding de bezittingen die ieder vóór het huwelijk had, niet met elkaar delen; 74% wil bij echtscheiding de schulden die ieder vóór het huwelijk had, niet met elkaar delen en 91% wil bij echtscheiding de erfrechtelijke verkrijgingen en giften niet met elkaar delen.
Mochten huwelijkskandidaten toch een ‘ouderwetse’ gemeenschap van goederen willen, dan kunnen ze dat ook na inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving notarieel regelen.
Nieuwe wetgeving – inhoudelijk
De nieuwe wetgeving hanteert het uitgangspunt dat internationaal al het meest gangbaar is. De Wet beperking gemeenschap van goederen geldt voor zowel het huwelijk als voor het geregistreerd partnerschap. Als we spreken over ‘huwelijk’ bedoelen we daar dus ook het geregistreerd partnerschap mee. De strekking van de wet is in grote lijnen:
- Voorhuwelijkse bezittingen en schulden vallen buiten de gemeenschap.
- Erfenissen en schenkingen vallen buiten de gemeenschap (ook als deze tijdens het huwelijk worden verkregen).
- Alles wat al gemeenschappelijk vermogen was voor het huwelijk, valt wel in de gemeenschap.
- Alles wat tijdens het huwelijk wordt opgebouwd valt in de gemeenschap (behalve erfenissen, schenkingen, pensioenrechten die onder de WVPS en PW vallen en erfrechtelijk vruchtgebruik).
Ouders-kind
Een ‘uitsluitingsclausule’ voor schenkingen of erfenissen is dus niet meer nodig. De erflater of schenker kan wel het omgekeerde doen: een ‘insluitingsclausule’ opstellen. Hiermee valt een schenking of erfenis juist wel in de gemeenschap. Daarmee kan de schenker of erflater de nieuwe wetgeving overrulen.
Gehuwden onderling
Bij het aangaan van het huwelijk, kunnen de gehuwden als huwelijkse voorwaarde ook zelf een insluitingsclausule opnemen. Dat betekent dat erfenissen of schenkingen binnen de gemeenschap vallen. Als de erflater of schenker zelf een uitsluitingsclausule heeft opgenomen, weegt deze echter zwaarder: de erfenis of schenking valt dan toch niet in de gemeenschap.
Bewijsvermoeden
In de nieuwe wetgeving blijven alle goederen die voor het huwelijk al tot het vermogen van één van de echtgenoten behoorden, dus buiten de gemeenschap. Bij een scheiding moet die echtgenoot dat dan wel kunnen bewijzen! Kan een echtgenoot dat bewijs niet leveren, dan valt het goed binnen de gemeenschap.
Als door het ontbreken van bewijs een goed in de gemeenschap valt, wordt dit niet gezien als een schenking tussen partners.
Schulden
Na de inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving, kan sprake zijn van drie vermogens na het aangaan van een huwelijk:
- Het privévermogen van echtgenoot A.
- Het privévermogen van echtgenoot B.
- Het gemeenschappelijke vermogen.
Ditzelfde geldt voor de schulden. Als een schuldeiser de schuld van (bijvoorbeeld) echtgenoot A daadwerkelijk gaat opeisen, kan hij ook een beroep doen op het gemeenschappelijke vermogen. De schuldeiser kan gaan ‘uitwinnen’ – of wel goederen uit de gemeenschap verkopen. In dat geval komt echter slechts de helft van de waarde van het uitgewonnen goed ten gunste van de schuldeiser. De andere helft komt toe aan echtgenoot B. Die had immers de schuld niet, terwijl echtgenoot B wel de helft van de waarde van een gemeenschappelijk goed kwijt is.
Echtgenoot B kan ook kiezen de helft van de waarde te vergoeden aan de schuldeiser, zodat dit goed niet hoeft te worden uitgewonnen. In dat geval verplaatst dat goed zich van de gemeenschap naar het privévermogen van echtgenoot B.
Onder de huidige wetgeving, kan een schuldeiser nog de hele waarde van een uitgewonnen goed opeisen. Voor schulden die al voor inwerkingtreding van de wet bestonden, geldt een eerbiedigende werking. Voor faillissementen die zijn uitgesproken voor de inwerkingtreding geldt het huidige art. 61 Fw.
Bestaand huwelijksvermogensrecht wordt gerespecteerd
Het is nog niet bekend wanneer de nieuwe wetgeving ingaat. Vermoedelijk is dat 1 januari 2018. Als de wet ingaat, geldt deze alleen voor huwelijken die vanaf dat moment worden aangegaan.
Voor iedereen die al getrouwd was, blijft de oude wet gelden. Er zal daardoor nog decennia lang sprake zijn van twee verschillende vormen van het wettelijke huwelijksvermogensrecht: die van voor de inwerkingtreding van de wet en die van erna. Ook voor echtelieden die hun huwelijkse voorwaarden opheffen na de inwerkingtreding, zal de nieuwe wettelijke beperkte gemeenschap van goederen gaan gelden.
Geef een reactie